Flag Florida

Sunshine State

Inleiding

Florida (afk.: FL of Fla.), staat in het uiterste zuidoosten van de Verenigde Staten van Amerika, 151.939 km2, waarvan ca. 11.000 km2 water, met 13 miljoen inw.; hoofdstad: Tallahassee.

Fysische Geografie

De staat bestaat in hoofdzaak uit een schiereiland tussen de Atlantische Oceaan en de Golf van Mexico. Dikke kalksteenformaties, overdekt door sterk uitgeloogde zanden, vormen de ondergrond van het schiereiland. Karstverschijnselen veroorzaken de aanwezigheid van vele meren, terwijl de afwatering, mede door het geringe reliëf (15–30 m hoog; hoogste punt 100 m), betrekkelijk slecht is. Het grootste meer is het Okeechobeemeer, 1900 km2, 3,5 m diep. Grootste rivier is de 460 km lange St.-Johns. Vooral het zuiden kent veen- en moerasgebieden, met name de Everglades (deels nationaal park). De kusten zijn vlak. In de Floridastraat, die de Atlantische Oceaan met de Golf van Mexico verbindt, liggen voor Florida’s kust de zgn. Florida Keys, een keten van ca. 50 koraaleilanden, voor het merendeel door een ruim 200 km lange weg met elkaar en met het vasteland verbonden. Het klimaat heeft een nagenoeg semi-tropisch moessonkarakter, met vochtige, warme zomers en droge, zeer zachte winters. Qua plantengroei en fauna vormen Oost- en Zuid-Florida een brug naar het Caribische gebied. In en om de rivieren is de planten- en dierenwereld min of meer tropisch, met o.a. de Mississippi-alligator, lamantijn, zwarte beer of baribal, poema, witstaarthert en kalkoen (alle beschermd), de rode lynx ( ‘bobcat’), wasbeer, Virginiaanse buidelrat, pelikanen, reigers, gifslangen en schildpadden.

Bevolking

De gemiddelde bevolkingsdichtheid bedraagt 76 inw. per km2. Van de bevolking woont ongeveer 85% in de stedelijke gebieden. De grootste bevolkingscentra zijn: Jacksonville, Miami, Tampa en St.-Petersburg.

Economie

De economische ontwikkeling begon eind 19de eeuw, toen Flagler en andere financiers uit het noorden spoorwegen aanlegden en hotels bouwden ter wille van het toerisme. Toen in 1888 rijke fosfaatvelden ontdekt werden, was, mede door ingevoerde kali, ontginning van de schrale zandgronden mogelijk. De ontwikkeling der grote steden in het noorden en oosten van de Verenigde Staten gaf het warme Florida een afzetgebied voor zijn vroege verse groenten en fruit; deze ontwikkeling werd gestimuleerd door sneller transport en betere conserveringsmogelijkheden. Belangrijkste landbouwproduct is de citrusvrucht. Voorts aanzienlijke (melk)vee- en pluimveeteelt. Toerisme is de belangrijkste bestaansbron (meer dan 20 miljoen toeristen per jaar), vooral aan de oostkust (Palm Beach, Miami Beach, Fort Lauerdale, Dayton Beach). Toeristische attracties zijn o.m. het Walt Disney World Park bij Orlando, het Kennedy Space Center op Cape Canaveral, de Cypress Gardens bij Winter Haven en de nationale parken Everglades en Biscayne in het zuiden. Vele renteniers vestigden zich in Florida, met name aan de rustiger westkust.

Industrie is na toerisme het belangrijkste bestaansmiddel. Luchtverontreinigende industrieën worden in verband met het toerisme zoveel mogelijk geweerd. De vestiging in 1949 van het astronautisch centrum bij Cape Canaveral versterkte de industrialisatie aan de Atlantische kust, met o.a. fabrieken voor elektronica en vliegtuigapparatuur (West Palm Beach). Aan de Golfkust is Tampa behalve centrum van de sigarenindustrie (Noord-Florida produceert tabak) een van ’s werelds grootste producenten van ingeblikte zuidvruchten. Pensacola heeft belangrijke kunstvezelindustrie; in de nabijheid ligt Eglin Air Force Base, een enorme luchtmachtbasis. Ook zijn visserij in de Golf van Mexico en bosbouw (papierindustrie) van belang. Voorts neemt Florida eenderde van de wereldproductie van fosfaat voor zijn rekening en is het een groeiend internationaal financieel centrum voor het Caribische gebied.

Geschiedenis

Oorspronkelijk vormde Florida het hele gebied van Straat van Florida tot aan de Chesapeakebaai. Het werd ontdekt in 1513 door Juan Ponce de León en vervolgens bereisd door Narváez (1528), De Soto (1539–1542) en vele anderen daarna. De eerste definitieve vestiging volgde in 1565 in St.-Augustine door Pedro Menendez de Avilés. Deze moordde een Franse kolonie onder leiding van Ribault en Laudonnière geheel uit; de ontsnapte Laudonnière schreef hierover zijn beroemde Histoire notable de la Floride (1586). In 1586 landde Francis Drake in Florida en verwoestte St.-Augustine. In 1607 vestigden de Engelsen zich in Virginia, waardoor Florida beperkt werd tot alleen het zuidelijke deel van de oostkust. De Engelsen trokken steeds verder naar het zuiden (1670, Charleston; 1733, Savannah) en daardoor werd de Spaanse positie onhoudbaar. In 1763 werd het gebied aan Engeland afgestaan. Dit verdeelde het in Oost- en West-Florida. In 1783 werd Florida weer teruggegeven aan Spanje, omdat Engeland in elk geval Gibraltar wilde behouden. Het bleef Spaans tot 1821.

In 1819 werd Spanje bij het Adams-Onis-verdrag gedwongen Florida aan de Verenigde Staten af te staan, nadat Andrew Jackson er in 1818 was binnengevallen. In 1821 trokken de Spanjaarden officieel weg. Het gebied werd nu een territorium van de Verenigde Staten. Het plotseling binnendringen van talrijke blanken betekende een conflict met de Indianen, wat leidde tot de langdurige Seminolenoorlog (1835–1842). In 1845 werd Florida een staat (de 27ste) van de Unie. Na de Amerikaanse Burgeroorlog, waarin Florida aan de zijde van de Zuidelijken stond, ontwikkelde Florida zich vrij snel tot een voorspoedig gebied, dat evenals de andere zuidelijke staten op politiek terrein steeds democratisch was. Na de Tweede Wereldoorlog wonnen de republikeinen geleidelijk aan meer en meer terrein. In 1966 werd voor het eerst een republikeinse gouverneur benoemd. In het algemeen was het verzet tegen de rassenintegratie er vrij sterk, een gegeven dat zich nog steeds uit in periodiek terugkerende onlusten (Miami, 1988). In 1992 veroorzaakte de orkaan Andrew enorme schade in Florida. Er vielen tientallen doden en ongeveer 160.000 mensen raakten dakloos.